Je waterverslag begrijpen
Alkaliniteit is een maatstaf voor de capaciteit van water om zuren te neutraliseren. Het is belangrijk voor de verzachting. Alkaliniteit is het resultaat van de aanwezigheid van bicarbonaten, carbonaten en hydroxiden van calcium, magnesium en natrium. Alkaliniteit en totale hardheid hebben meestal een bijna gelijke concentratie (als ze allebei weergegeven worden in mg/l CaCO3), omdat ze uit dezelfde mineralen gevormd worden. Als de alkaliniteit veel groter is dan de totale hardheid, kan dit erop wijzen dat je water door een waterontharder gegaan is. Als de alkaliniteit veel lager is dan de totale hardheid, dan kan dit wijzen op verhoogde chloride-, nitraat- of sulfaatniveaus. Bij water met lage alkaliniteitsniveaus (minder dan 150 mg/l) is de kans groter dat het corrosief is. Water met een hoge alkaliniteit (hoger dan 150 mg/l) kan bijdragen aan kalkafzetting.
Ammoniak wordt gebruikt bij de productie van meststoffen en diervoeders en voor de vervaardiging van kunststoffen, papier, rubber, enz. Het wordt van nature aangetroffen in water. Niveaus hoger dan ongeveer 0,1 mg/l wijzen gewoonlijk op verontreinigd water.
Boor komt vrij in de lucht, het water of de bodem wanneer bodems en rotsen van nature verweren. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is de gezondheidsrichtlijn voor het boorgehalte in drinkwater 2,4 mg/l.
Hard water is water dat opgeloste mineralen bevat, voornamelijk calcium en magnesium. Water dat calciumcarbonaat bevat in concentraties lager dan 100 mg/l wordt gewoonlijk als zacht beschouwd; 101–200 mg/l als gemiddeld hard; 201–275 mg/l als hard en meer dan 275 mg/l als zeer hard.
Carbonaathardheid is een maatstaf voor waterhardheid veroorzaakt door de aanwezigheid van carbonaat- (CO2-3) en bicarbonaat- (HCO–3) anionen. Het produceert alkaliniteit en vormt kalkaanslag in warmwatervoorzieningen vanwege de hardheid, in combinatie met calcium en magnesium.
Chloriden worden gewoonlijk geassocieerd met het zoutgehalte en de hoeveelheid opgeloste mineralen in water. Gehaltes lager dan 10 mg/l zijn wenselijk en de aanbevolen limiet voor chloriden is 250 mg/l. Hogere gehaltes kunnen een zilte smaak en de corrosie van sommige metalen veroorzaken.
Het geleidingsvermogen in water wordt beïnvloed door de aanwezigheid van anorganische opgeloste vaste stoffen zoals chloride, nitraat, sulfaat en fosfaatanionen (ionen die een negatieve lading dragen) of natrium-, magnesium-, calcium-, ijzer- en aluminiumkationen (ionen die een positieve lading dragen). Een normale geleidingswaarde is ruwweg tweemaal de totale hardheid in niet-ontharde watermonsters. Indien het geleidingsvermogen veel groter is dan tweemaal de hardheid, kan dit wijzen op de aanwezigheid van andere ionen, zoals chloride, nitraat of sulfaat.
Koper is een metaal dat van nature voorkomt in water, in de bodem, planten en dieren. Koper kan in watervoorraden terechtkomen door verschillende uiteenlopende industriële processen, waaronder mijnbouw, landbouw en fabriekswerkzaamheden. Koperen leidingen kunnen corroderen, waardoor er meer koper vrijkomt in het water. Het maximaal toegestane kopergehalte in water dat vastgesteld werd door de Wereldgezondheidsorganisatie is 2 mg/l.
Water dat door of over de aarde stroomt, lost silica op uit zand, rotsen en mineralen. Het silicagehalte in natuurlijk water ligt gewoonlijk in het bereik van 5 tot 25 mg/l.
IJzer is een metaal dat vaak aangetroffen wordt in rotsen en bodems. Water met ijzer kan er in eerste instantie helder uitzien, maar bij blootstelling aan de lucht wordt het ijzer geoxideerd en vormt het oranje/rode onoplosbare deeltjes. IJzergehaltes van meer dan 0,3 mg/l kunnen leiden tot lichtrode/bruingekleurde vlekken op sanitaire toestellen en wasgoed en kunnen een ongewenste smaak veroorzaken.
Hard water is water dat opgeloste mineralen bevat, voornamelijk calcium en magnesium. Een magnesiumgehalte van meer dan 40 mg/l wordt aanbevolen om kalkafzetting in watersystemen te minimaliseren. Deze waardevolle informatie is bedoeld om je te helpen bij het interpreteren van vaak aanbevolen wateranalyseresultaten. Sommige tests richten zich op gezondheidsgerelateerde verontreinigingen, terwijl andere tests belangrijke kenmerken onthullen, zoals waterhardheid en corrosie. Hiervan is de totale hardheid, of het CaCO3-resultaat, het meest van belang.
Mangaan is een metaal dat veel voorkomt in rotsen en bodems. Bij concentraties van meer dan 0,05 mg/l geeft mangaan vlekken op sanitaire installaties. De aanwezigheid ervan in water kan leiden tot microbiële groei in het leidingsysteem. Mangaan is in essentie niet-toxisch in de hoeveelheden die normaal aangetroffen worden en veroorzaakt enkel gezondheidsproblemen in concentraties waarin er een zeer ongewenste smaak is.
Nitraten/nitrieten/ammoniak worden in de natuur aangetroffen in vele bronnen, voornamelijk van meststoffen en effluenten. Er wordt aangeraden dat drinkwater < 10 mg/l Nitraat of 1 mg/l Nitriet bevat.
pH is een maatstaf voor de intensiteit van de zuurtegraad/alkaliniteit van water op een schaal van 0-14, waarbij 7 neutraal is. Resultaten met een laag pH (<6.5) kunnen leiden tot corrosie van metalen buizen en oppervlakken en een groen/blauwe kleur op keramische tegels en gootstenen.
Fosfor is van nature aanwezig in het meeste water. Het wordt ook toegevoegd aan 95% van het Britse drinkwater om de hoeveelheid lood die in ons water kan oplossen te beperken. Deze dosering van het water leidt tot concentraties van ongeveer 1 mg/l fosfor in het Britse drinkwater.
Hoewel de concentraties kalium die normaal in drinkwater worden aangetroffen gewoonlijk laag zijn en geen risico vormen voor de gezondheid, kan de hoge oplosbaarheid van kaliumchloride en het gebruik ervan in waterontharders leiden tot een significante toename van de blootstelling. Een richtlijn voor de kaliumconcentratie in drinkwater in het VK is 2,5 mg/l.
In plaats van de hogere calcium- en magnesiumniveaus heeft zacht water vaak hogere concentraties natrium of zout. Natriumzoutsoorten (bv. natriumchloride) wordt aangetroffen in zo goed als alle voeding (de belangrijkste bron van dagelijkse blootstelling) en drinkwater. Hoewel de concentratie van natrium in drinkwater gewoonlijk lager is dan 20 mg/l, kan deze in sommige landen aanzienlijk hoger zijn. We moeten ook vermelden dat sommige waterontharders significant kunnen bijdragen aan het natriumgehalte van het drinkwater.
Sulfaat kan aanwezig zijn in water naar aanleiding van menselijke en natuurlijke processen, maar het wordt vaak toegevoegd bij de behandeling van water, als aluminiumsulfaat. Sulfaat verhoogt de geleidbaarheid van water en doet corrosieprocessen toenemen, wat vervolgens kan leiden tot een hogere concentratie aan metalen in het water. Hoge sulfaatgehaltes beïnvloeden de smaak van het water. De drinkwaterrichtlijn van de Europese Unie (1998) vermeldt als richtlijn een maximumwaarde van 250 mg/l.
Hardheid, vermeld als CaCO3, is de concentratie van calcium- en magnesiumionen die uitgedrukt wordt als equivalenten van calciumcarbonaat. Dit wordt beschouwd als de beste manier om de hardheid van het water te meten. De metingen zijn in mg/l.
Hoewel het zinkgehalte in het oppervlaktewater en grondwater normaal gesproken niet hoger is dan 0,01 en 0,05 mg/l, respectievelijk, kunnen de concentraties in leidingwater veel hoger zijn door een oplossing van zink die afkomstig is uit de leidingen. De concentraties van zink zijn vermoedelijk het hoogst in water dat al langere tijd in het sanitaire systeem zit. Wanneer het zinkgehalte hoog is, kan de concentratie aanzienlijk verlaagd worden door het water gedurende 1 Ã 2 minuten te laten lopen voor gebruik. Concentraties hoger dan 3 mg/l kunnen een slechte invloed hebben op het uiterlijk van het water, waarbij er zich een vettig laagje ontwikkelt aan de oppervlakte en een metaalachtige of wrange smaak. Water dat meer dan 5 mg/l bevat kan er ook kalkachtig uitzien.